In dit verhaal gaan we dieper in op de bovenhandse uitslag. Voor alle kaatsers (ook gevorderden) is het een goede zaak om onderstaand verhaal aandachtig door te nemen. Tijdens het lezen kan de opeenvolging van acties in gedachten worden nagespeeld. Het in gedachten visualiseren van bewegingen is een goede manier om tot een betere techniek te komen.
De basistechniek van de bovenhandse uitslag betreft de volgende 6 punten.
1 - Goed klaarstaan.
Het lichaamsgewicht rust op de voorvoeten. De knieen zijn licht gebogen.
De hand is klaar. Volledige concentratie. Wanneer hieraan wordt voldaan
is de kaatser optimaal in staat om te beginnen aan de uitvoering van
punt 2.
2 - Schikken achter de bal.
Na de opslag maakt de speler in feite een schatting waar en op welk
moment de bal geslagen moet worden. Het is van groot belang dat de
uitslager voor en tijdens de slagactie naar voren beweegt. Dit naar
voren bewegen noemen we het schikken achter de bal. Het naar voren
bewegen wordt afgesloten met de 3-pas. Tijdens de eerste 2 passen van de
3-pas wordt de slaghand naar achteren gebracht. Bij de derde pas wordt
de slagactie ingezet. De kaatser bespeelt de bal en niet andersom.
Zoals uit het bovenstaande blijkt moet er nogal wat gebeuren tijdens
het schikken achter de bal :
- inschatting waar en wanneer de bal moet worden geslagen
- het naar voren bewegen en afsluiten met 3-pas
- tijdens de 3-pas het op de juiste manier in positie brengen van de slagarm
Samenvattend kunnen we zeggen dat de speler
op het juiste moment,
op de juiste plaats,
in de juiste houding moet staan.
3 - Armzwaai
Een verre uithaal van de slagarm wordt mogelijk gemaakt door de correcte
voetenstand (een rechtshandige speler staat links voor) en de draaiing
van de romp. De elleboog moet op schouderhoogte blijven om de spieren in
een zo gunstig mogelijke positie te krijgen voor een maximale kracht.
De 3e pas van de 3-pas is de aanzet tot een kettingreactie van bewegingen :
- stuwing van het achterste been (afzet)
- de heup komt voor
- de romp draait voorwaarts (actie schuine buikspieren)
- de schouder gaat naar voren
- de bovenarm gaat naar voren
- de onderarm "klapt" naar voren (elleboogactie)
- de hand "klapt" naar voren (polsactie)
- de hele arm zwaait door
Dit geheel levert een enorme versnelling op die ervoor kan zorgen dat de
bal op de plaats komt waar je hem wilt hebben.
4 - Raakpunt voor de schouder
Het ideale raakpunt bij de bovenhandse uitslag is circa 10 .. 15 cm
voor de schouder. Hierbij staat de bovenarm van de slagarm haaks op
de romp. Het lichaam moet als het ware "tegen de bal vallen".
5 - Bal rolt uit de hand (polsactie)
Tot het moment van raken van de bal is de slaghand in de pols
achterovergebogen. Op het moment van raken moet de hand fel naar voren
en beneden worden geklapt (polsslag). Een goede polsactie zorgt voor
nog meer versnelling van de bal. "Ketst" de bal in de handschoen dan
zal deze minder ver komen, en minder goed geplaatst kunnen worden.
6 - Doorzwaai van de arm
Na het raken van de bal moet de slagarm op een natuurlijke manier worden
doorgezwaaid (follow-through). Wanneer dit niet wordt gedaan
(het zogenaamde "kappen") dan worden de spieren te abrupt belast
en dit kan leiden tot blessures. Tijdens de doorzwaai wordt het
gewicht volledig op het voorste been gebracht.
Veel voorkomende fouten tijdens uitslag.
1 - Niet of onvolledig uitvoeren van de aanloop met 3-pas (schikken).
2 - Raakpunt te ver voor het lichaam.
3 - Tijdens het slaan is de onderarm niet haaks (90 graden) ten opzichte van romp.
4 - Slag wordt niet afgemaakt (doorzwaai arm).
Bron : KNKB cursus kaatstrainer-A